Naar de volgende ontgoocheling

 
NRC 9/12/2000 - door  Janet Luis

Een 18-jarige Nederlandse jongen heeft liefdesverdriet. Hij besluit vergetelheid te gaan zoeken en kiest een eenzame streek, de Lofoten in Noorwegen. Hij krijgt een visser zover om" met hem een voettocht te maken. Na een uitputtende wandeling van drie dagen, komt hij op een berghelling. aan. Dan staat er, bijna komisch: 'Op het hoogste uitzichtpunt werd hij gegrepen door het zilveren uitzicht.' Nadere precisering ontbreekt. Het is een passage uit Een man een man, de nieuwe roman van Wanda Reisel. Meer natuurbeschrijving valt er niet te ontdekken in het boek, dat zich bij uitstek in de stad afspeelt, in Amsterdam vooral.

Regelmatig kunnen we de hoofdpersoon, Eden Pendraat, door de stad zien lopen: van het Hilton Hotel via het Concertgebouw naar Bodega Keyzer bijvoorbeeld, waar hij een broodje rosbief met ei bestelt. Of we zien hem fietsen op de hoek van de Nieuwe Hoogstraat en de Sint Antoniebreestraat met zijn zoontje voorop. Of eigenlijk zien we hem niet zozeer lopen of fietsen alswel steeds onderweg zijn naar iets anders, met de gedachten el­ders. Want ook in de stad is het uitzicht beperkt. Men moet de vele straten, stegen, grachten en wijken en trouwens ook de vele uitgaansgelegenheden die in de roman genoemd worden al kennen om ze voor zich te kunnen zien, want Reisel beschrijft ze niet.

Een man een man is een opvallend onzintuigelijke roman, die zich nauwelijks in het hier en nu afspeelt, maar vooral in het verleden, in de herinnering, in de terugblik. Misschien is dit wat Reisel al lang geleden, naar aanleiding van haar verhalendebuut Jacobi's tocht (1986) 'zeilen in het hoofd' noemde. Het gaat niet om wat er in werkelijkheid te zien is, maar om hoe iets wordt ervaren, wat er in een hoofd mee gebeurt. De vele plekken die genoemd worden, doen er zelf niet toe; ze dienen als evenzovele herinneringspunten:hier gebeurde ooit dit of dat, tussen die en die.

Onmogelijke liefde
Menselijke betrekkingen, daar draait het allemaal om in het werk van Wanda Reisel. De blik is naar binnen gericht, maar hoe er ook wordt gespeurd, meestal blijven ook de zaken van de psyche onopgehelderd. 'De ziel van een ander is een donker bos', zo luidt het aan Saul Bellow ontleende motto. Een donker bos. Dat is ook een mooi beeld voor de roman zelf, waarin het niet gemakkelijk doordringen is. Pas na een bladzijde of honderd meende ik enig licht in de duisternis te ontwaren. Dwars door de wirwar van niet altijd even saillante feiten, details, herinneringen en gevoelens been, vaak verpakt in lange, lianerige zinnen vol moeizame ‘dat-en en’-constructies, begon ik zoiets te vermoeden als een bedoeling, een visie op het leven, een wereldbeeld.

Die levensvisie die je in elk van haar toneelstukken, verhalen en romans wel terugvindt, komt er steeds maar weer op neer dat het niks is tussen mensen en dat het ook nooit wat zal worden. Geen uitzicht, geen inzicht, geen wezenlijk contact. Een troosteloze toestand, zou je zeggen, maar dat is niet de juiste conclusie. Reisels hoofdfiguren brieven steeds maar op zoek naar iets of iemand om zich aan te hechten. Deze levenswil is meteen ook het meest aandoenlijke en ontwapenende aspect van haar werk, hoeveel moorden en zelfmoorden er verder ook in mogen voorkomen. Het Reisel-personage gaat keer op keer de volgende ontgoocheling tegemoet. Wat zij vergt van haar lezers is dat ze daar begrip voor opbrengen, misschien zelfs waardering. Dat valt niet altijd mee. Je zou zo graag af en toe resultaat zien; een krachtig besluit, een ferme stellingname, een of ander levensdoel, hoe bescheiden ook. Maar dat is er niet bij. Je meet maar toezien hoe de geschiedenis zich herhaalt en dat niemand er een steek wijzer van lijkt te worden.

Een man een man is gewijd aan de liefde die vriendschap heet. Een onmogelijke liefde, als wij het geval dat Reisel beschrijft als exemplarisch mogen beschouwen. Eden en Duco, al jaren bevriend, vormen een soort Sia­mese tweeling: ze kunnen niet met, maar ook niet zonder elkaar. En zoals het soms met Siamese tweelingen gaat: de ene helft wordt uiteindelijk opgeofferd, zodat de andere helft kan doorleven. Om een moord met voorbedachte rade gaat het hier niet. In het eerste hoofdstuk wordt meteen onthuld dat Eden een soort broedermoord heeft gepleegd. Zelf weet hij niet meer waarom en hoe, want hij is in de verwarring die zich van hem meester heeft gemaakt, 'iets' vergeten, dat waarschijnlijk essentieel is voor de toedracht, zoals hij uitlegt aan zijn inderhaast opgetrommelde jeugdliefde Babet,

Navelstrang      

Na een schier eindeloze reeks verwikkelingen, die ons soms ver terugvoeren in de tijd, tot in de bezetting zelfs, komen we er in het laatste hoofdstuk achter hoe de vork in de steel zit. Aardig is trouwens dat Reisel in het midden laat of Eden vervolgd zal worden, alsof dat een detail is dat er niet toe doet. In haar visie is dat waarschijnlijk ook zo. Veel essentiëler is hier de kwestie van de vriendschap zelf, die misschien nooit zuiver is geweest. Zij is niet gebaseerd op onvoorwaardelijke genegenheid, maar op wederzijdse jaloezie en bezitsdrang. Zolang Eden en Duco voldoende van elkaar kunnen profiteren, blijft de vriendschap in stand, maar zodra de balans verstoord raakt, sluipt het verraad binnen. De uitdrukking 'een man een man een woord een woord' waarop de titel zinspeelt, is dan ook bepaald niet van toepassing.

Hoewel Eden veel sympathieker overkomt dan de gewetenloze en inhalige Duco, met zijn cocaïne gesnuif, zijn drankmisbruik, zijn Porsches, zijn meiden en zijn louche handeltjes, valt er ook op zijn gedrag wel iets af te dingen. Onbegrijpelijk is bij­voorbeeld zijn achteloze omgang met zijn oogappel: zijn enige zoon, die om de haverklap wordt uitbesteed, uiteindelijk met rampzalige gevolgen. Een jongen om in het hart te sluiten is hij zeker niet. Aan de ene kant is hij enigszins wereldvreemd, aan de ande­re kant is hij gesteld op luxe en com­fort. Ook houdt hij ervan om rond te struinen in achterbuurten, om wat te 'slummen', zogezegd.

Toch krijgt hij, de braafste van de Siamese tweeling, op het allerlaatst nog een herkansing in de schoot geworpen: een nieuw en onverwacht levensperspectief. En daar zit mis­schien ook wel wat in, na alle narigheid die hij heeft moeten doorstaan. Hij heeft zich al die tijd maar op sleeptouw laten nemen, zou je kunnen zeg­gen, door zijn slechte wederhelft, zijn schaduwzijde. Nu hij die navelstreng definitief heeft doorgeknipt, kan hij terugkeren naar zijn betere zelf. Wie weet komt dit ogenschijnlijk zo uitzichtloze leven dan toch nog van de grond. 

Website by JetNet - © Wanda Reisel 2012